Angkor

Waar een klein land groot in was. Ooit vormde het armoedige, dunbevolkte Cambodja de zetel van het machtige rijk van de Khmers, met een majestueuze hoofdstad die uitgestrekter was dan hedendaags Parijs en waar een miljoen mensen woonden. 'Angkor' noemden ze de plek, ofwel 'stad'.

Angkor werd gedurende een paar eeuwen gebouwd, de bulk zo tussen 1100 en 1250. Om dit een beetje perspectief te geven: in die tijd telde Parijs (waar ze net begonnen waren met de bouw van de Notre Dame) nog maar 110.000 inwoners. De grootste Europese stad uit die periode had slechts 130.000 inwoners en het is trouwens een leuke quizvraag welke dát was. (Het eindigt op alermo.) Dichter bij huis, in Nederland, had Utrecht zo’n 5000 inwoners en Amsterdam minder dan 1000. En in mijn opgroeidorp, het Friese Kimswerd dat nog stééds de 1000 niet heeft gehaald, waren ze bezig de kerk te bouwen. Met wat meer ambitie had dit het Angkor Wat van Europa kunnen worden, zet ‘m op jongens! Maar nee. It sil se de sek net jokje daar in Friesland.

 
Van die enorme stad zijn alleen de tempels nog over, de enige gebouwen die van steen waren gemaakt. De beroemdste is Angkor Wat, een complex van anderhalve vierkante kilometer omringd door een slotgracht van 180 meter breed, met torens van wel zestig meter hoog die prijken op de Cambodjaanse vlag. Maar er zijn veel meer tempels, zo’n 1000 stuks, variërend van onaanzienlijke steenhopen tot barokke bouwwerken als Wat Bayon waar tweehonderd Boeddhagezichten, larger than life, je aanstaren. Het is allemaal groot en wow en tjeezis in Angkor.
 

De vraag is dan ook hoe je zoiets aanpakt. Onze Lonely Planet (een gekopieerde roofdruk, opgepikt in Ho Chi Minh City – Vietnamezen kopiëren alles) is er duidelijk over: Alles in één dag? Heiligschennis! Drie dagen heb je nodig, als je opschiet. Maar in gezelschap van een kleuterpuber gaat dat natuurlijk niet gebeuren. Wij kunnen Wende hooguit één dag blootstellen aan wereldberoemde architectuur, maar dan wel een dag die niet te lang mag duren en die bovendien, waar het persoonlijke tempeltijd betreft, door de helft gedeeld moet worden omdat Christel en ik om de beurt op verkenning gaan. 

 
Mijn definitie van reizen met een kind: een hoop tijd en moeite investeren –om nog maar te zwijgen van je kostbare salariscentjes– om op de bijzonderste plekken van de wereld te komen en vervolgens nauwelijks tijd te hebben om ze te bekijken. Nou ja, we weten niet beter inmiddels. Grrr.

 
Voor dat ene dagje heiligschennis huren we een tuctuc voor 15 dollar. Je kunt ook fietsen, veel mensen doen dat, maar zoals we vaker hebben gemerkt bezitten fietsen nooit kinderzitjes of zelfs maar een bagagedrager (het hotel in Hoi An was echt een uitzondering) dus dat is geen optie. (Je kunt trouwens ook hardlopen – de dag dat we hier aankomen vindt de Angkor Wat International Half Marathon plaats. Had ik best mee kunnen doen op m’n 20-dollarschoenen van de Big W in Hervey Bay…) ) Achteraf trouwens helemaal niet erg van dat fietsen, want het is bloody hot en bovendien zijn de afstanden niet misselijk. Het totale terrein beslaat 400 km2 en al bezoeken we maar een fractie ervan, nog steeds tuctuccen we aardig wat kilometertjes weg, over rechte wegen die strepen trekken door het jungleachtige terrein, langs verweerde muren en poorten, stoffige souvenirstalletjes, de weidse slotgracht van Angkor Wat.

 
We doen het klassieke rondje. Eerst Angkor Thom, het grootste complex, met onder andere die Bayontempel met de vele gezichten en het ‘terras van de olifanten’, een met talloze olifantenbeelden versierde straat waar destijds koninklijke parades werden gehouden met, ja, olifanten. 

  

Daarna rijden we naar de Ta Prohm-tempel, geheel overwoekerd door het oerwoud en om die reden bijzonder: hier is een oorlog gaande tussen steen en natuur, tussen dood en leven – en de laatste lijkt aan de winnende hand. Enorme bomen klauwen zich met hun wortels vast aan de muren en duwen millimeter voor millimeter de bliksemse Khmerboel uit elkaar. Prachtig gezicht. Hollywood heeft het ook ontdekt, ‘Tomb raider’ is hier opgenomen.   

En we eindigen bij het meesterwerk, Angkor Wat, de belangrijkste tempel van allemaal en de enige die altijd in gebruik is geweest –eerst door Hindoes, later door Boeddhisten– waardoor hij het best bewaard is gebleven. Wende zal dat echter allemaal worst wezen. Ze valt onderweg in slaap in de tuctuc en blijft anderhalf uur lang slapen op de parkeerplaats, tussen het geroezemoes van toeristen, passerende tuctucs en minivans die hun motor stationair laten draaien vanwege de airco. 

 
Het geeft Christel en ik elk drie kwartier dit wereldwonder te bekijken – waarvan de helft al opgaat aan de lange toegangsweg. Niettemin. De torens zijn imposant, de decoraties prachtig. Er zijn alleen al zo’n tweeduizend apsara’s afgebeeld, hemelse waternimfen. Toch wel mijn favoriete aspect van het Hindoeïsme…

 
Op de terugweg gaat de zon onder, in het donker zijn we terug bij ons hotel. We geven Cham, de tuctuc-rijder die de hele dag met ons op stap is geweest, een fooi van 5 dollar, waar hij blij mee is. Gauw een duik in het zwembad, naar een restaurantje en een biertje drinken, merk Angkor uiteraard. My country, my beer, staat er op het blikje. Tegen tienen leggen we Wende op bed. Een beetje laat, maar ja…ze heeft ’s middags natuurlijk al een flinke tuctuc-tuk gedaan. We doen het licht uit, gaan naast haar liggen en doen een wedstrijdje – wie het eerst slaapt. 

 
5 december 2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten