Hoi An

Hoi An is een leuk plaatsje. Moet ook wel met zo’n vrolijke naam. Overal hangen feestelijke lampionnetjes.
 
 
De historische binnenstad, ongeschonden gebleven in de Vietnamoorlog, dateert nog uit de zestiende en zeventiende eeuw. In die tijd was Hoi An een belangrijke handelsstad waar Chinezen en Japanners zaken deden en later ook Portugezen en Hollanders. Het bestaat uit een cluster van smalle straatjes vol oude Chinese winkeltjes waarvan de betegelde daken met mos zijn overgroeid. Ook vind je er een fraaie houten Japanse brug uit 1590.. 

 
Aan de kade van de Thu Bon River liggen kleurrijke schepen te wachten op toeristen. En daarvan zijn er genoeg, want Hoi An is ontzettend toeristisch. Toch is het een gezellig stadje om doorheen te dwalen, vooral omdat het de enige stad in Vietnam is waarvan het centrum autovrij is verklaard – lekker rustig, al moet je nog steeds uitkijken voor de brommertjes uiteraard. En voor rondfietsende toeristen.

 
Je kunt een paar van die historische Chinese huizen en tempels bezoeken. Verder is Hoi An een goede plek om wat souvenirs te kopen en de onderhandelingstechnieken weer eens aan te scherpen. Een normale winkel vind je er haast niet, alleen maar toeristenzaakjes, restaurants, bars. Vrouwen verkopen beignets en bananenpannenkoeken in minikeukentjes op straat of lopen rond met zware fruitmanden over hun schouder. 

 
Elke dag is er markt. ’s Avonds wordt er een night market opgezet met satéstalletjes, kramen vol prullaria, winkeltjes met Chinese lantaarns in alle soorten en maten. Oude vrouwtjes verkopen floating candles, papieren bootjes met een kaarsje die je te water kunt laten om een wens te doen. Tientallen lichtjes drijven weg over de rivier. Kortom, zeer sfeervol allemaal.

 
Als het tenminste niet regent. Dan loopt iedereen in lompe regenjassen of poncho’s en verdringen de paraplu’s zich in de straatjes. De straatverkopers lopen ineens rond met een mandje paraplu’s. En de fietstaxi’s verpakken hun vrachtje –tig kilo toerist–grondig in een zeiltje. Wende wil ook in een fietstaxi, zegt ze. Wij hebben echter geen zin in zo’n neokoloniale constructie, dus we zeggen: kijk eens naar de mensen die erin zitten, zie je ooit iemand lachen? Wende let goed op en na een tijdje zegt ze: Nee, ze kijken allemaal boos. Einde verhaal.

 
We blijven een paar dagen in Hoi An en zo’n beetje halverwege ons verblijf begint het te regenen, net als we een uitstapje maken naar My Son, veertig kilometer landinwaarts.  Hier vind je de ruïnes van een  tempelcomplex van de Cham, een volk dat afkomstig is uit Borneo en eeuwenlang noordwaarts is getrokken tot het een hindoeïstisch koninkrijk vestigde in Centraal Vietnam, ruwweg van de 7e tot de 13e eeuw. Van daaruit zijn de Chams richting Cambodja verdreven, waar nu nog de meest Chams leven. Ze staan bekend om hun voortreffelijke bouwkunst en inderdaad kunnen we getuigen dat hun tempels, eeuwen na dato, nog steeds waterdicht zijn. Voor de rest zijn de ruïnes een natte boel.

 
De dag daarna houden plensbuien ons aan ons hotel gekluisterd. Het plan om weer een brommertje te huren gaat uit als een zinkend wenskaarsje. In plaats daarvan: lezen, computeren, I-patten, zwemmen in de regen. (Maar dan worden we nát!?! Wende, zuchtend: je wordt altíjd nat als je zwemt!) 

 
We zitten in Flamingo Villa, een splinternieuw hotelletje met acht kamers gerund door mevrouw Hoa en haar man die jaren in hotels hebben gewerkt en nu kans hebben gezien voor zichzelf te starten. Ze zijn vreselijk enthousiast en doen alles om het ons naar de zin te maken. Als we op de leenfietsen zelf met karton –de achterkant van Wende’s kleurboeken– jasbeschermers fabriceren zodat Wende veilig achterop kan zitten zorgen ze dat er een dag later echte jasbeschermers zijn gemonteerd. Dat soort dingen. (Wende heeft trouwens prompt hun website gehaald, zie HIER).

's Ochtends worden we getrakteerd op lokale gerechten, zoals cao lau (noedelsoep met een hoop verse kruiden) en mi quang (noedelsoep met een hoop verse kruiden). Erg voedzaam en smaakvol, hoewel even wennen zo'n bak soep op de nuchtere maag. Het nationale gerecht van Vietnam is trouwens pho, noedelsoep met een hoop verse kruiden. Ook dit wordt vooral als ontbijt gegeten. In Hanoi zagen we overal op de stoep vrouwtjes bezig om het klaar te maken.

  
Pas halverwege de middag kunnen we met regenjassen aan even de stad in voor een lunch die meteen ook maar een avondmaaltijd is. Later, nadat Christel zichzelf op een hot stone massage heeft getrakteerd, zoeken we de locatie op van een klein kermisje, maar vanwege het slechte weer blijkt-ie niet opgebouwd. Beetje sneu voor Wende. De laatste dagen is er voor haar, los van zwemmen, weinig vertier geweest. We merken ook dat ze wat nukkig is af en toe. Tijd om het goed te maken: in Ho Chi Minh City, onze volgende bestemming. Een stad met acht miljoen inwoners, daar moet toch een speeltuin te vinden zijn?

 23 - 27 november

1 opmerking:

  1. Hoi An, Hoi Jan en Hoi Wen, ging het goed met de straathandel? Goed verkocht en het afdingen kunnen voorkomen?
    Groetjes Hoi Mar en Hoi Pau

    BeantwoordenVerwijderen