Cherating

17 – 20 september 2016

Een paar dagen doorgebracht in Cherating, een klein plaatsje aan zee. Volgens de reisgids een backpacker-oord wiens beste tijd voorbij is. Echt iets voor ons dus...

We hebben weer een klein chaletje in een tuin. Twee toekans scharrelen op het dak van de overburen. 


De meeste huisjes staan leeg, teken dat de Maleisische schoolvakantie weer voorbij is. Hopelijk zijn de bussen dan ook wat leger, want alles zat vol de laatste paar dagen – naar Cherating moesten we een taxi nemen. 



Eigenaar is een hele rustige, vriendelijke man die ons met van alles ter wille is. Hij regelt bijvoorbeeld dat iemand ons naar het politiebureau brengt en helpt met vertalen. We moeten namelijk aangifte doen van diefstal van de iPhone. Achter de balie zitten drie vrouwelijke dienders die inderdaad nauwelijks Engels spreken. Maar het woord ‘selfie’ kennen ze wel: we komen namelijk niet weg voordat ze allemaal op de foto zijn geweest met Wende.




Cherating – één lange straat met veel niks en af en toe een restaurant of guesthouse – heeft een mooi strand dat bij eb honderden meters breder wordt. Het jaarlijkse dorpsfeest is er gaande: stalletjes met eten, een tent waar afgrijslijke muziek wordt gedraaid en ’s avonds karaoke wordt gedaan (hoe dat klinkt weet ik niet), én…een springkussen. Daar is Wende wel even zoet mee.



Verder doen ze wat met schildpadden hier. Vrijwilligers ‘bewaken’ een stuk strand van 7 kilometer: elke nacht, als een schildpad eieren heeft gelegd, halen ze die snel weg en brengen ze naar een hatchery, waar ze worden uitgebroed. Zodra de  schildpadjes uit het ei komen worden ze dezelfde avond met honderden tegelijk weer teruggezet op het strand en begint hun survival of the fittest. Op die manier wordt getracht de populatie in stand te houden. Het gaat om de green turtle, de enige schildpad die hier nog voorkomt; de reuzenschildpad, de leatherback, laat zich al jaren niet meer zien. Helaas was het allemaal te laat voor ons om mee te maken.

Maar we hebben wel iets anders gezien: vuurvliegjes. Langs Cherating loopt een riviertje waar vuurvliegjes in de bomen zitten. ’s Avonds, als het donker is, vaar je er met een bootje langs en zie je in de duisternis ineens sommige bomen oplichten met tientallen knipperende lampjes, alsof iemand de kerstverlichting heeft aangestoken. Het is een ongelooflijk gezicht. Maar wat nog bijzonderder is: als de gids, Hafiz, met speciale zaklampjes schijnt –hij gebruikt vier verschillende –komen de vliegjes naar de boot gezweefd, in een wolk van lichtpuntjes, en landen ze op je uitgestoken hand. “I can communicate with them,” had hij gezegd voor we vertrokken, en dat leek grootspraak, maar op een of andere manier weet hij ze inderdaad te lokken. “Come, come,” fluistert hij steeds zachtjes, met een soort emotie in z’n stem alsof hij tegen z’n kinderen praat. Onderwijl klikken z’n zaklampjes aan en uit. En hup, één voor één dwarrelen de lichtjes weer onze kant op. Als Europeaan, nazaat van Aristoteles en Descartes, heb ik natuurlijk sceptisch gevraagd wat er zou gebeuren als hij niets deed, zouden de vliegjes dan niet ook naar de boot komen? Hafiz bezwoer van niet. Zelden hebben we zo’n magisch schouwspel gezien. Het is alsof de hartjes van de vliegjes zelf licht geven, alsof je de hartslag kunt zien knipperen, en ik kon me niet aan de gedachte onttrekken dat als wij mensen zoiets hadden, dus elkaars hart met iedere hartslag in een gouden gloed konden zien oplichten, dat we anders met elkaar zouden omgaan, bewuster en liefdevoller.


Ondertussen ben ik beste maatjes geworden met Jennifer, die op een kantoor ver weg in Kuala Lumpur de zaken behartigt voor het Tenggol Coral Beach Resort. Eindeloos hebben we elkaar gebeld en gesmst, voornamelijk over een bankbetaling onzerzijds die maar niet wil doorkomen, maar op dinsdag, half elf ’s ochtends hebben we het eindelijk voor elkaar, dat wil zeggen: ons geld bevindt zich nog steeds ergens in cyberspace, maar Jennifer vertrouwt op mijn blauwe ogen, honderden kilometers bij haar vandaan, en geeft ons toestemming op de speedboot te stappen die ons naar Pulau Tenggol brengt, een klein en nauwelijks gerept eilandje waar walvishaaien langs de kust schijnen te schuren en bovendien, wat nog bijzonderder is, een van de laatste plekken ter wereld zónder internet. We zijn dus weer even onder water.

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten