Don't mention the war

Vietnam is een land, geen oorlog. Wie voor die oorlog komt zal ernaar moeten zoeken. Het is veertig jaar geleden, nieuwe generaties zijn geboren, het land groeit en bloeit als nooit tevoren en is cultureel hard bezig met de oversteek van communistisch Rusland naar kapitalistisch Amerika. In zekere zin wint Amerika altijd de laatste slag...


 
De Vietnamoorlog is tegenwoordig ondergebracht in musea. Toch zijn er wel plekken waar het litteken nog te vinden is in de DMZ bijvoorbeeld, de gedemilitariseerde zone. In 1954 werd tijdens een vredesconferentie in Geneve de zogenaamde ‘zeventiende breedtegraad’ aangewezen als tijdelijke grens tussen Noord- en Zuid-Vietnam, exact halverwege het land. Bedoeling was dat de strijdende partijen, op dat moment de Fransen en de Vietminh van ‘Uncle’ Ho, terug zouden keren naar hun plek boven of onder de streep, en dat er dan binnen twee jaar landelijke verkiezingen zouden komen die moesten beslissen over de toekomst van het land. Die verkiezingen zijn er nooit gekomen. Omdat het wel duidelijk was dat Ho Chi Minh de stem van alle Vietnamezen zou krijgen, en er dus een communistisch Vietnam zou ontstaan, traineerde de regering van Zuid-Vietnam die verkiezingen, op aandringen van de Verenigde Staten die er in die Koude Oorlog-tijd alles aan deden een nieuw communistisch land te voorkomen.



In zekere zin is dáár de Vietnamoorlog begonnen, halverwege de jaren vijftig. Field agents van de CIA steunden Zuid-Vietnam in die tijd met training, geld en wapens in de strijd tegen de Vietminh. In de loop der jaren werd die steun groter en groter, zowel financieel als materieel. Miljarden gingen richting Azië en president Kennedy, ik schreef het al, stuurde in 1963 12.000 speciale commando's’ naar Vietnam. Onder president Johnson was het hek van de dam. De eerste mariniers landden in maart 1965 in Vietnam en drie jaar later waren er ruim 600.000 soldaten in het land en zag het op zee zwart van de oorlogsschepen die onvermoeibaar artillerie en bommenwerpers lanceerden. Allemaal bedoeld om…ja, om wat eigenlijk?

De Vietnamoorlog is minder eenvoudig dan het lijkt. Het was bijvoorbeeld, ik noem maar wat, géén oorlog tussen Vietnam en de Verenigde Staten – het was een oorlog tussen Noord-Vietnam en Zuid-Vietnam, waarbij de een gesteund werd door Rusland en China en de ander door de Verenigde Staten. Je had de Amerikaanse leger, het Zuid-Vietnamese leger (ARVN), de Vietcong en het Noord-Vietnamese leger (NVA). Al die partijen vochten met of tegen elkaar benéden die zeventiende breedtegraad – daarboven is er alleen zwaar gebombardeerd door de Verenigde Staten, maar niet gevochten.

De brug destijds tussen Noord en Zuid

Het doel van het Amerikaanse leger was om de communistische opstandelingen (de Vietcong, gesteund door de NVA) in Zuid-Vietnam uit te roeien, en dat deden ze op twee manieren. Enerzijds door zogeheten ‘search and destroy’-missies uit te voeren waarbij ze overdag patrouilles de jungle in stuurden en dorpjes overhoop haalden om te zoeken naar  onvindbare Vietcong-strijders en daarna zorgden dat ze als de donder weer terug waren voor het donker werd en die Vietcong-strijders ineens te voorschijn kwamen, als bloeddorstige vampiers. En anderzijds door Noord-Vietnam hermetisch af te sluiten. Langs de DMZ, waar Vietnam slechts 90 kilometer breed is, legden ze een heel cordon aan van militaire posten, prikkeldraad, mijnenvelden en elektronische waarschuwingsapparatuur, ook wel de McNamara-fence geheten. Sowieso bombardeerden ze eerst de hele zone plat met bommen, napalm en Agent Orange, zodat ze beter zicht hadden. Zo! Knappe spleetoog die daar nog langs komt.

Maar natuurlijk werkte het niet, omdat er zoiets bestond als de Ho Chi Minh-trail, een vlechtwerk van wegen waarlangs dag en nacht mannen en materieel van noord naar zuid glipten. In het begin waren het echt uitgehakte junglepaden en duurde het tien maanden om de route af te leggen; later bestond de Ho Chin Minh-trail uit geasfalteerde wegen waarover vrachtwagens en tanks reden die in tien dagen in het zuiden waren. De route liep deels door buurlanden Laos en Cambodja en vermeed daarmee die zo zwaarbewaakte DMZ. Natuurlijk hebben de Amerikanen de Ho Chi Minh-trail meedogenloos gebombardeerd, ook Laos en Cambodja werden niet gespaard, maar ze konden de stroom niet stuiten.

Loopgraven langs het tunnelcomplex


Ons ‘dagje DMZ’ bestaat eruit dat we evenwijdig aan de scheidslijn rijden, de Ben Hai River, tot we diep landinwaarts zijn, zo’n vijftien kilometer van de grens met Laos. Dit was ooit allemaal jungle, vertelt mevrouw Thanh, onze gids met hetzelfde geboortejaar als ikzelf, 1968. Wij kijken naar buiten: ooit? We zien nog steeds een hoop bomen. Allemaal recent aangepland, zegt mevrouw Thanh. Eucalyptus en acacia, geïmporteerde bomen die het goed doen in slechte grond. Tot twintig jaar geleden groeide hier niets.


Khe Sang is onze bestemming. Een vallei midden in de jungle waar in de jaren zestig een enorme legerbasis was gevestigd. Tegenwoordig groeien er koffiestruiken en staat er een klein museum met foto’s van de strijd die hier is gevoerd; in het omringende veld staan Amerikaanse vliegtuigen, tanks, een helikopter. Als we rondlopen worden we belaagd door twee mannetjes die oorlogssouvenirs verkopen: oude lintjes en Vietnamese speldjes, kogels, buttons van Ho Chin Minh. We kopen er een paar, om de verkopers een goede dag te bezorgen. Verder is er helemaal niemand. Onze ogen strijken over het panorama van groene heuvels waartussen grijze mistbanken drijven en we kunnen niet anders concluderen dan dat het een mooie, vredige plek is.


Een heel verschil met februari 1968. Toen woedde hier de slag om Khe Sang, begonnen eind januari toen het Noord Vietnamese Leger met Russische tanks een voorpost overrompelde en doorstootte naar de legerbasis zelf, waar maanden gevochten zou worden totdat de Amerikanen de basis in juni ontruimden. Het zou het keerpunt van de oorlog blijken. De aanval op Khe Sang was namelijk een afleidingsmanoeuvre. Terwijl de Verenigde Staten met man en macht naar Khe Sang trok, viel Noord-Vietnam op 30 januari meer dan 100 steden in Zuid-Vietnam aan, waaronder Saigon en Hue, een aanval die volkomen onverwachts kwam en de geschiedenis is ingegaan als het Tet-offensief. De meeste steden gingen vrij snel weer verloren, maar de grote winst was publicitair: als wij de oorlog aan het winnen zijn, zoals onze militairen zeggen, hoe the fuck kan dit dan gebeuren? vroegen alle kranten in Amerika zich af. President Johnson trok zijn conclusies. Hij stopte de bombardementen, besloot geen nieuwe troepen meer naar Vietnam te sturen én kondigde tijdens een dramatische toespraak, live op televisie, aan zich niet meer als president herkiesbaar te stellen. Helaas zou het met Nixon na hem bepaald niet beter worden.


De DMZ was dus, paradoxaal genoeg, zo’n beetje de meest militaire zone van Vietnam. Tóch leefden er ook nog mensen – onder de grond. Van Khe Sang rijden we terug naar zee, naar het plaatsje Vinh Moc dat aan de overzijde van de rivier ligt, dus feitelijk in wat vroeger Noord-Vietnam heette. (Tegenwoordig is het allemaal provincie Quang Tri.) De dorpelingen hier wilden niet vluchten, maar besloten een tunnelsysteem te bouwen waar ze konden schuilen voor de onophoudelijke bombardementen van de Amerikanen. 

 
Hun eerste tunnel groeven ze op 10 meter diepte, tot ze ontdekten dat Amerikaanse bommen 10 meter diep kwamen, waarop ze een tweede tunnel groeven op 22 meter diepte, en uiteindelijk, voor de zekerheid, nog een tunnel op 30 meter diepte. Tien maanden deden ze erover. Van 1966 tot 1972 leefden hier zo’n zestig families en er werden 17 baby’s geboren, in een speciale ‘kraamkamer’, een hol van twee bij twee – ‘tunnel baby’s’ worden ze genoemd, vertelt mevrouw Thanh die ze heeft geïnterviewd. Eén bom heeft ooit direct de tunnels geraakt, maar ging niet af; het bomgat werd prompt gebruikt als ventilatieschacht.


Het is grappig om door de tunnels te lopen, maar om dan te bedenken dat hier jarenlang mensen hebben gewoond, in krappe holletjes, in het donker…daar word je niet vrolijk van. En dan hebben we het nog niet eens over de bombardementen. Een keer is het hele dorp tien dagen lang de tunnel niet uit geweest wegens een aanhoudend bombardement. Toen zullen die 17 baby’s wel verwekt zijn, denk ik. Niemand die wat hoorde…

Aan het eind van een indrukwekkende dag zetten we mevrouw Thanh af in Dong Ha, weer aan de zuidkant van de DMZ. Ze was een fantastische gids die uitstekend Engels sprak en op iedere vraag een antwoord wist. Al meer dan twintig jaar leidt ze bezoekers rond, ook regelmatig Vietnamese of Amerikaanse oorlogsveteranen. De eersten stappen trots rond in Khe Sang; de laatsten worden vaak emotioneel en krijgen tranen in hun ogen, vertelt ze. Maar nu moet ze dringend naar huis: ze moet koken voor haar zonen van 18 en 21, de nieuwe generatie van het land. Genoeg oorlog voor vandaag.


21 november 2016

1 opmerking: